Ga naar de inhoud
Let op: Om de gebruikerservaring op deze site te verbeteren gebruiken we cookies.

De doos van Pandora: verhoogde aansprakelijkheid voor bestuurders vanaf 1 januari 2025 (Bron: Caluwaerts Uytterhoeven)

Wat er te wachten staat

Door een nieuwe wet die in voege treedt op 1 januari 2025 riskeren bestuurders (en ook in mindere mate werknemers die een betere wettelijke bescherming genieten) persoonlijk aansprakelijk gesteld te worden voor (ook eenvoudige) fouten in de uitvoering van hun werkzaamheden.

Bestuurders worden beschouwd als zogenaamde hulppersonen. Zij  leveren prestaties voor de vennootschap namens wie zij een mandaat voeren.

Deze vennootschappen zijn in een economische context heel vaak aannemers die prestaties verrichten voor opdrachtgevers.

Op het vlak van het vennootschapsrecht betekent de nieuwe regeling een radicale wijziging van een systeem dat al tientallen jaren in voege was, namelijk: de contractuele schuldeiser (=opdrachtgever) kon in principe voorheen enkel zijn rechtstreekse schuldenaar (=hoofdaannemer)  aansprakelijk stellen voor veroorzaakte schade, maar niet de bestuurder (=onderaannemer/hulppersoon).

Dit systeem wijzigt dus fundamenteel. Door de inwerkingtreding van het nieuw burgerlijk wetboek (‘NBW’) zal de contractuele schuldeiser ook de zogenaamde hulppersoon aansprakelijk kunnen stellen.


Hoe was het tot op heden?

Stel dat een hulppersoon/bestuurder van een hoofdaannemer/vennootschap een fout maakt in de uitvoering van een overeenkomst gesloten tussen deze vennootschap en haar opdrachtgever, wordt die hulppersoon/bestuurder vandaag beschermd. Zelfs als de hulppersoon/bestuurder een onrechtmatige daad (zijnde een schending van de algemene zorgvuldigheidsnorm) begaat in de uitvoering van die overeenkomst, kan de opdrachtgever de hulppersoon/bestuurder in de regel niet rechtstreeks (op buitencontractuele grond) aanspreken voor die schade, behalve in geval er aan de voorwaarden van de zogenaamde samenloop werd voldaan. Dit is het geval indien (1) de fout tegelijk een misdrijf is, of indien de fout een gemengde fout is (met name een tekortkoming aan een contractuele verbintenis én aan de algemene zorgvuldigheidsnorm) én (2) de schade zuiver buitencontractueel is.

De opdrachtgever kan dus enkel de hoofdaannemer/vennootschap aanspreken en niet de hulppersoon/bestuurder rechtstreeks.

Samengevat:

  • De hulppersoon/bestuurder ≠ partij bij het contract tussen de opdrachtgever en de hoofdaannemer/vennootschap. De hulppersoon kan door de opdrachtgever niet contractueel aangesproken worden omdat er tussen de opdrachtgever en de hulppersoon geen contractuele band bestaat.
  • De hulppersoon/bestuurder kan door de opdrachtgever slechts uitzonderlijk buitencontractueel  worden aangesproken indien de voorwaarden voor samenloop vervuld zijn.

Toekomstige regeling

  • De hulppersoon/bestuurder ≠ partij bij het contract tussen de opdrachtgever en de hoofdaannemer/vennootschap.
  • De hulppersoon/bestuurder kan door de opdrachtgever niet contractueel aangesproken worden omdat er tussen de opdrachtgever en de hulppersoon/bestuurder geen contractuele band bestaat. Deze situatie wijzigt niet.
  • De hulppersoon/bestuurder kan door de opdrachtgever buitencontractueel (artikel 6.3, § 2 NBW) worden aangesproken
  • De schuldenaars (zowel de hoofdaannemer/vennootschap als de hulppersoon/bestuurder), kunnen zich evenwel in beide gevallen beroepen op verweermiddelen die voortvloeien uit het contract (bvb algemene voorwaarden),  de bijzondere wetgeving (bvb artikel 18 Arbeidsongevallenwet) of bijzondere verjaringsregels.


Contractuele bescherming?

Het is van belang om te weten dat de nieuwe regeling van aanvullend recht is. Dat betekent dat partijen er contractueel van kunnen afwijken.

In de eerste plaats kunnen de hoofdaannemers/vennootschappen zoveel als mogelijk trachten de aansprakelijkheid van hun bestuurders (en werknemers) uit te sluiten in de contracten met hun opdrachtgevers.

Tevens kunnen bestuurders (en werknemers) aansprakelijkheidsbeperkingen opnemen in hun contract met de vennootschap. De hulppersoon/bestuurder kan zowel de excepties uit het contract tussen de opdrachtgever en de aannemer/vennootschap als deze uit het overeenkomst tussen deze laatste en hemzelf inroepen wanneer hij op buitencontractuele basis wordt aangesproken. De redactie van bestuurdersovereenkomsten zullen dus van groot belang zijn. Vooral voor minder grote vennootschappen vormt dit potentieel een probleem, bij gebreke aan het bestaan van dergelijke contracten en interne juristen.

Tenslotte zullen aansprakelijkheidsverzekeringen aangepast moeten worden. Hoe de verzekeringssector hierop zal reageren, is vooralsnog niet geheel duidelijk.

Finaal dient er gewezen te worden dat de wet (‘WVV’) voorziet dat de aansprakelijkheid van bestuurders beperkt is naargelang de grootte van de betrokken vennootschap met een minimale begrenzing van 125.000,00 EUR (‘cap’) en een maximale ‘cap’ van 12.000.000,00 EUR.

Besluit: de tendens zet zich voort waarbij vennootschapsbestuurders een steeds toenemende aansprakelijkheid dreigen op te lopen. Dat uit zich overigens ook in andere rechtsdomeinen (zoals de ESG regeling) die het voorwerp zullen uitmaken van aparte artikelen.


Auteur: Dirk Berckmans
Caluwaerts Uytterhoeven
d.berckmans@legaloffice.be

De doos van Pandora: verhoogde aansprakelijkheid voor bestuurders vanaf 1 januari 2025 (Bron: Caluwaerts Uytterhoeven)