Bij bedrijfsoverdracht is het zoals bij elke andere verkooptransactie: op een gegeven moment moet er boter bij de vis komen. Eens je samen met de overlater afgeklopt hebt op de prijs, komt het erop aan het nodige kapitaal bijeen te krijgen. Daarvoor tap je achtereenvolgens uit deze vaatjes:
1. Eigen vermogen
In eerste instantie spreek je als overnemer natuurlijk je eigen middelen aan. De kans is echter reëel dat je er niet in slaagt dat kapitaal alleen bij elkaar te harken. In dat geval neem je een partner bij de arm: een privé-investeerder zoals een private-equity fonds, één of meerdere business angels, een andere ondernemer of zelfs de overlater die als minderheidsaandeelhouder aan boord blijft.
Sommige co-investeerders hebben louter financiële ambities, andere willen ook meerwaarde bieden op operationeel vlak bijvoorbeeld via hun inbreng van industriële of technische knowhow of specifieke managementvaardigheden.
Een co-investeerder zal pas de sprong wagen als hij voldoende garanties heeft. Met andere woorden: jij zult zwart op wit moeten bewijzen dat je een toekomst ziet voor het bedrijf dat je overneemt. Het businessplan en de due diligence zijn hiervoor een onmisbaar instrument.
2. Vreemd vermogen
Dat eigen vermogen vul je aan met een externe bankfinanciering – de goedkoopste financieringsvorm voor je overnameplannen. Op basis van de aanwezigheid van waarborgen onderscheiden financiële instellingen twee soorten financiering bij overname:
- Senior debt, vaak schuld mét waarborg dat ingeval van liquidatie eerst wordt terugbetaald. Doordat de waarborg kan worden verkocht om schuldeisers terug te betalen (bv. hypotheek op vastgoed), is het risico beperkter en de intrestvoet dus lager.
- Junior debt of schuld zonder waarborg. Door het gebrek aan zekerheid liggen de intrestvoeten een stuk hoger. Zo’n lening wordt dan ook vaak als overbrugging ingezet. Stel dat er in het over te nemen bedrijf nog veel kapitaal aanwezig is, dan kan de juniorlening er meteen na de overname mee worden afgelost.
3. Quasi eigen vermogen
Raak je met de combinatie van eigen en vreemd vermogen niet aan het overnamebedrag, dan liggen er nog andere pistes open. Neem je het bedrijf integraal over – management, personeel én activiteiten – dan kun je met de overlater afspreken om een deel van de betaling uit te stellen en te koppelen aan specifieke targets. In het financiële jargon spreken we dan over een ‘earn out’.
Of je vraagt de verkoper om een deel van de overnameprijs om te zetten in een lening – de zogeheten ‘vendor loan’. Heeft hij ook hier geen oren naar, dan rest je nog de mogelijkheid om aan te kloppen bij de bank of een privé-investeerder voor een mezzanine financiering. Dat is een achtergestelde lening zonder waarborg, waardoor de rentevoet hoger ligt dan bij een klassieke lening.
Je merkt het: er liggen heel wat verschillende instrumenten op tafel om de financiering van je bedrijfsovername rond te krijgen. Maar hoe die bouwstenen samenvallen in een ideale financieringsmix, hangt af van de specifieke overnamesituatie. Deskundig en onafhankelijk advies is hier dan ook geen overbodige luxe.
Bij een bedrijfsoverdracht komt heel wat kijken. Reden te meer dus om je grondig te laten adviseren. Bij SBB vind je de juiste expert in elke stap van het proces.
SBB Accountants & Adviseurs
Diestsevest 32A bus 1 | 3000 Leuven
+32 16 24 64 67 |
corporatefinance@sbb.be
Volg ons: www.sbb.be